Home

Hoge Raad, 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1881, 21/05096

Hoge Raad, 16-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1881, 21/05096

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 december 2022
Datum publicatie
16 december 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:1881
Formele relaties
Zaaknummer
21/05096

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/05096

Datum 16 december 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 november 2021, nrs. 20/00695 tot en met 20/006971, betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2012, 2013 en 2014 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1856, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, nrs. BK-18/00572 tot en met BK-18/005742, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door T.H. Huisman, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

3 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4 Proceskosten

5 Beslissing