Hoge Raad, 14-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:20, 20/02077
Hoge Raad, 14-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:20, 20/02077
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 januari 2022
- Datum publicatie
- 14 januari 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:20
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:1744
- Zaaknummer
- 20/02077
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/02077
Datum 14 januari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] S.A. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 juni 2020, nr. 19/007091, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 18/42), betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikking.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.J.W. van Weezel, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.