Hoge Raad, 18-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:278, 20/00765
Hoge Raad, 18-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:278, 20/00765
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 februari 2022
- Datum publicatie
- 18 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:278
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:953
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:237
- Zaaknummer
- 20/00765
Inhoudsindicatie
Procesrecht; art. 8:42, lid 1, Awb; op de zaak betrekking hebbende stukken; taak van de rechter bij discussie over compleetheid dossier.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/00765
Datum 18 februari 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 januari 2020, nr. 19/001871, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 17/5842) betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 november 2013 tot en met 30 september 2015 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Wouters, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 15 oktober 2020 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
2 Beoordeling van de klachten
In de uitspraak van het Hof ontbreekt een oordeel over de toepassing van artikel 8:42 Awb. De klachten slagen daarom in zoverre (vergelijk het arrest dat de Hoge Raad vandaag tussen dezelfde partijen heeft uitgesproken in de zaak met nummer 20/00766).
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Voor het overige behoeven de klachten geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 20/00766 met deze zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.