Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:237, 19/00187
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:237, 19/00187
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 januari 2020
- Datum publicatie
- 20 februari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:237
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:1631, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:278
- Zaaknummer
- 19/00187
Inhoudsindicatie
Belanghebbende schrijft scenario’s voor films en is ondernemer voor de omzetbelasting. Zij maakt de door haar in de aangifte omzetbelasting vermelde voorbelasting niet aannemelijk. Naheffingsaanslag terecht op gelegd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00187
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 februari 2019, nummers BRE 17/5842 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over de periode 1 november 2013 tot en met 30 september 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd naar een bedrag van € 16.516. Tevens is bij beschikking € 1.328 belastingrente in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd naar € 12.608 en de belastingrente verminderd naar € 1.155.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 168.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft een griffierecht geheven van € 259.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de andere partij.
De zitting heeft plaatsgehad op 18 december 2019 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en haar gemachtigde [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende was in de onderhavige periode ondernemer voor de OB en verrichtte met OB belaste prestaties. De ondernemingsactiviteiten bestonden uit het schrijven van scenario’s voor film en toneel, waarbij belanghebbende naar buiten toe optrad onder de handelsnaam [bedrijf] . Met ingang van 21 januari 2010 heeft belanghebbende deze werkzaamheden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Met ingang van 1 januari 2017 heeft belanghebbende deze activiteiten weer uitgeschreven.
Over de onderhavige periode heeft belanghebbende aangiften OB ingediend. In deze aangiften heeft zij per saldo steeds een bedrag aan OB teruggevraagd en terugontvangen.
Op 15 december 2015 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd met, onder andere, als doel de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften OB over de periode 1 november 2013 tot en met 30 september 2015 vast te stellen. Omdat het niet lukte om met belanghebbende een afspraak te maken heeft de Inspecteur belanghebbende diverse brieven gestuurd.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 20 april 2016 diverse vragen gesteld. Bij brief met dagtekening 25 mei 2016 heeft de Inspecteur belanghebbende een rappel gestuurd omdat zij niet heeft gereageerd op de brief van 20 april 2016. Op 6 juni 2016 heeft belanghebbende telefonisch contact gezocht met de Inspecteur en verzocht om uitstel voor de aanlevering van de gevraagde stukken.
Bij brief van 6 juni 2016 heeft de Inspecteur dat uitstel toegekend en wel tot 10 juli 2016. In deze brief heeft de Inspecteur tevens aangegeven dat hij het boekenonderzoek zal afronden, rekening houdend met de hem ter beschikking staande gegevens, als hij op 10 juli 2016 niet de gevraagde gegevens van belanghebbende heeft ontvangen.
Op 8 juli 2016 heeft de Inspecteur stukken van belanghebbende ontvangen. Omdat niet alle gevraagde informatie is verstrekt heeft de Inspecteur op 28 september 2016 aan belanghebbende aangegeven welke informatie nog ontbreekt. Ook heeft hij belanghebbende gewezen op de informatieverplichting van artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In deze brief heeft de Inspecteur aangegeven voornemens te zijn om de aangiften OB over de periode 1 november 2013 tot en met 30 september 2015 te corrigeren en een naheffingsaanslag OB op te leggen. De Inspecteur heeft belanghebbende tot uiteindelijk 1 december 2016 de tijd gegeven om alsnog de gevraagde stukken over te leggen.
De gevraagde informatie heeft de Inspecteur niet ontvangen. Op 4 januari 2017 heeft de Inspecteur het rapport van het boekenonderzoek aan belanghebbende toegestuurd. In dit rapport heeft de Inspecteur aangegeven op grond van artikel 20 AWR een naheffingsaanslag OB op te zullen leggen over de periode van 1 november 2013 tot en met 30 september 2015.
Met dagtekening 26 januari 2017 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag OB opgelegd naar een te betalen bedrag van € 16.516 aan OB. Dit bedrag bestaat uit € 15.468 aan niet geaccepteerde voorbelasting en € 1.048 aan bijtelling voor privégebruik auto. Bij gelijktijdige beschikking heeft de Inspecteur € 1.328 belastingrente in rekening gebracht.
Naar aanleiding van het ingediende bezwaar heeft de Inspecteur op 11 april 2017 verzocht om toezending van de gronden van bezwaar en van onderliggende bescheiden. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende tevens verzocht om een persoonlijk onderhoud met de Inspecteur. Aanvankelijk was dit gesprek gepland op 9 mei 2017. Op 8 mei 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende ( [gemachtigde 2] ) telefonisch contact gezocht met de Inspecteur. Uiteindelijk is door belanghebbende toegezegd dat uiterlijk op 18 mei 2017 de gevraagde informatie zou worden verstrekt.
Op 4 juli 2017 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Hiervan heeft de Inspecteur een verslag opgesteld. Uit dit verslag blijkt dat de Inspecteur nog niet alle gevraagde stukken heeft ontvangen. Na het hoorgesprek heeft belanghebbende per e-mail gevraagd om langer uitstel voor het aanleveren van de gevraagde stukken. De Inspecteur heeft dat uitstel niet verleend.
Bij brief van 21 augustus 2017 heeft belanghebbende pro forma beroep ingesteld inzake (onder meer) de onderhavige naheffingsaanslag.
De Inspecteur heeft bij brief van 7 september 2017 de toelichting op de uitspraak op bezwaar gestuurd aan belanghebbende. In deze toelichting heeft de Inspecteur geconcludeerd tot gedeeltelijke vermindering van de naheffingsaanslag omdat de aangiften over het eerste en tweede kwartaal van 2015 niet waren verwerkt terwijl bij het vaststellen van de naheffingsaanslag ervan uit is gegaan dat dat wel het geval was. De naheffingsaanslag is verminderd tot een te betalen bedrag aan OB van € 12.608. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd. De verminderingsbeschikking heeft als dagtekening 6 oktober 2017.
Bij brief van 11 oktober 2017 heeft belanghebbende aangegeven het niet eens te zijn met de uitspraak op bezwaar. Nu volgens haar een aanvaardbare oplossing is gevonden voor de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2013 en 2014 verzoekt belanghebbende om die cijfers ook met betrekking tot de OB over het onderhavige tijdvak te accepteren.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Op de zitting heeft de Inspecteur de correctie in verband met een fictieve dienst voor het privégebruik van de auto laten vallen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de belastingrentebeschikking. De Inspecteur concludeert na aanpassing van zijn standpunt op de zitting eveneens tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de naheffingsaanslag.