Home

Hoge Raad, 25-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:322, 21/01996

Hoge Raad, 25-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:322, 21/01996

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 februari 2022
Datum publicatie
25 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:322
Formele relaties
Zaaknummer
21/01996

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/01996

Datum 25 februari 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GOUWE-RIJNLAND

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 maart 2021, nr. BK-20/004961, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 19/5989) betreffende aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. van Velsen, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (hierna: het Dagelijks Bestuur), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het Dagelijks Bestuur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing