Hoge Raad, 11-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:350, 21/00760
Hoge Raad, 11-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:350, 21/00760
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 maart 2022
- Datum publicatie
- 11 maart 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:350
- Zaaknummer
- 21/00760
Inhoudsindicatie
Afdeling 3.5 Wet IB 2001, uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid, periodieke uitkeringen ter vervanging van het inkomen; artikel 8:57, lid 1, Awb, Hoge Raad passeert achterwege laten mondelinge behandeling door het Hof.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/00760
Datum 11 maart 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 december 2020, nr. BK-20/00634, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 20/186) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
Gelet op het heden uitgesproken arrest in de zaak met nummer 20/03993 (ECLI:NL:HR:2022:158), kunnen de klachten niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak leiden, maar zal de Hoge Raad wel bepalen dat het griffierecht dat belanghebbende voor het beroep in cassatie heeft betaald, moet worden vergoed.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.