Home

Hoge Raad, 18-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:383, 20/02079

Hoge Raad, 18-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:383, 20/02079

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
18 maart 2022
Datum publicatie
18 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:383
Formele relaties
Zaaknummer
20/02079

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 20/02079

Datum 18 maart 2022

ARREST

in de zaak van

de erfgenamen van [X], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 2 juni 2020, nr. 18/006191, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/1729) betreffende een aan belanghebbenden over het jaar 2010 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbenden, vertegenwoordigd door A.W.M. Willems, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing