Home

Hoge Raad, 21-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:52, 21/01441

Hoge Raad, 21-01-2022, ECLI:NL:HR:2022:52, 21/01441

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 januari 2022
Datum publicatie
21 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:52
Formele relaties
Zaaknummer
21/01441

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/01441

Datum 21 januari 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 november 2020, nr. 19/015021.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 17 november 2020.

De griffier van het Hof heeft op het beroepschrift in cassatie aangetekend dat dit beroepschrift op 20 januari 2021 ter griffie van het Hof is ontvangen. De griffier van het Hof heeft het beroepschrift doorgezonden aan de Hoge Raad.

Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 26 januari 2021 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.

Het beroepschrift in cassatie is dus, ook met inachtneming van het bepaalde in artikel 6:15, lid 3, Awb, niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 29 december 2020. Het is ook niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 3 november 2021 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Daarom moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022.