Home

Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:611, 21/02473

Hoge Raad, 22-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:611, 21/02473

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 april 2022
Datum publicatie
22 april 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:611
Formele relaties
Zaaknummer
21/02473

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/02473

Datum 22 april 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 april 2021, nrs. BK-20/00765 en BK-20/007661, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 20/63 en SGR 20/137) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2015 en 2016 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.

De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

1.2

Opmerking verdient het volgende. Voor zover de klachten ertoe strekken dat inmiddels bekend geworden aanwijzingen voor onrechtmatig gebruik van persoonsgegevens door de Belastingdienst aanleiding moeten zijn om terug te komen van hetgeen de rechter in een eerdere (onherroepelijke) uitspraak heeft beslist, wordt verwezen naar de overwegingen in het arrest van 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1748 over het bijzondere rechtsmiddel van herziening.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.