Home

Hoge Raad, 29-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:667, 21/02000

Hoge Raad, 29-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:667, 21/02000

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
29 april 2022
Datum publicatie
29 april 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:667
Formele relaties
Zaaknummer
21/02000

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/02000

Datum 29 april 2022

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het BESTUUR VAN HET NOORDELIJK BELASTINGKANTOOR

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2021, nr. 20/005581, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 17/3747) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslagen in de rioolheffing van de gemeente Ten Boer.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.F. van der Muur, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.

Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing