Hoge Raad, 29-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:671, 21/03893
Hoge Raad, 29-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:671, 21/03893
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 april 2022
- Datum publicatie
- 29 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:671
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2021:1528, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/03893
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03893
Datum 29 april 2022
ARREST
in de zaak van
de erfgenaam van [A], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 27 juli 2021, nrs. BK-21/00039 en BK-21/000401, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 20/912 en SGR 20/913) betreffende de aan [A] voor de jaren 2010 en 2011 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor die jaren opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
1 Geding in cassatie
De erfgenaam, [X], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.