Home

Hoge Raad, 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:768, 21/03442

Hoge Raad, 27-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:768, 21/03442

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 mei 2022
Datum publicatie
27 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:HR:2022:768
Formele relaties
Zaaknummer
21/03442

Inhoudsindicatie

BPM; art. 10, lid 8, Wet BPM; taxatiemethode voor bepalen van afschrijving van personenauto in een uitvoering die niet in een koerslijst voorkomt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/03442

Datum 27 mei 2022

ARREST

in de zaak van

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

tegen

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 juni 2021, nr. 20/007561, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. 19/3687) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende, vertegenwoordigd door S.M. Bothof, heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 23 maart 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

2.1

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1

Belanghebbende heeft op 21 maart 2018 een gebruikte personenauto (hierna: de auto) doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. De auto is geproduceerd in een zogenoemde Amerikaanse uitvoering van een bepaald merk en model personenauto. Deze uitvoering wijkt in twee opzichten af van de zogenoemde Europese uitvoering van de personenauto van hetzelfde merk en model, te weten wat betreft het type koplampen en de wijze waarop de temperatuur in de klimaatregeling wordt weergegeven (in graden Fahrenheit in plaats van Celsius).

2.1.2

Met het oog op de hiervoor bedoelde registratie heeft belanghebbende op aangifte belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) voldaan. Bij het berekenen van de verschuldigde bpm heeft hij ervoor gekozen de in artikel 10, lid 2, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet) bedoelde afschrijving te bepalen met behulp van een taxatierapport als bedoeld in artikel 10, lid 8, van de Wet. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde van de auto gesteld op de handelsinkoopwaarde van de Europese uitvoering van de personenauto van hetzelfde merk en model met normale gebruiksschade, zoals is vermeld in de koerslijst Eurotaxglass (hierna: de koerslijst). Op die handelsinkoopwaarde is een bedrag in mindering gebracht vanwege de twee hiervoor in 2.1.1 omschreven afwijkingen. Dit bedrag heeft de taxateur geraamd op de kosten die gemoeid zijn met het vervangen van de koplampen en de klimaatregeling.

2.2.1

Voor het Hof was in geschil of de handelsinkoopwaarde van de auto mag worden gesteld op de uit de koerslijst blijkende handelsinkoopwaarde van de Europese uitvoering van de auto met normale gebruiksschade, verminderd met een bedrag vanwege de twee hiervoor in 2.1.1 genoemde afwijkingen.

2.2.2

Naar het oordeel van het Hof is het belanghebbende toegestaan aannemelijk te maken dat op de in de koerslijst vermelde handelsinkoopwaarde voor de Europese uitvoering van hetzelfde merk en model personenauto een waardevermindering moet worden toegepast vanwege afwijkingen in uitvoering. Anders dan de Inspecteur heeft betoogd, is bij gebruikmaking van de taxatiemethode een aanpassing (in dit geval een vermindering) van de in een koerslijst vermelde handelsinkoopwaarde niet beperkt tot correcties wegens schade aan de auto. Een zodanige beperking zou, aldus het Hof, ook in strijd zijn met het Europeesrechtelijke uitgangspunt dat te allen tijde moet worden voorkomen dat bij invoer van een personenauto uit een andere lidstaat meer belasting wordt geheven dan het restbedrag dat is vervat in de waarde van een gelijksoortige gebruikte personenauto die al in Nederland is geregistreerd.

2.3.1

Het middel richt zich tegen de hiervoor in 2.2.2 weergegeven oordelen van het Hof. Het middel betoogt dat wanneer de belanghebbende ervoor kiest de handelsinkoopwaarde van de nog te registreren gebruikte personenauto die als zodanig niet voorkomt in een koerslijst, te baseren op een handelsinkoopwaarde van een personenauto die wat eigenschappen en kenmerken betreft daarmee het meest overeenkomt en die wél voorkomt in een in de handel algemeen toegepaste koerslijst, er geen plaats is voor een verdere verhoging van de afschrijving met behulp van een taxatierapport als bedoeld in artikel 10, lid 8, van de Wet vanwege een of meer afwijkingen waarmee in die koerslijst geen rekening is gehouden. Het middel beroept zich daartoe op rechtsoverweging 2.3.5 van het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:331.

2.3.2

In cassatie staat vast dat de auto niet voorkomt in de door belanghebbende gehanteerde koerslijst. De Inspecteur heeft niet gesteld dat de Amerikaanse uitvoering van de auto voorkomt in een andere in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland als bedoeld in artikel 10, lid 8, van de Wet. Hiervan uitgaande faalt het middel op de gronden vermeld in het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, rechtsoverwegingen 4.2.3 en 4.3.2.

3 Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand gaat de Hoge Raad uit van de waarde per punt die is neergelegd in punt 2 van onderdeel B1 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.3

4 Beslissing