Hoge Raad, 24-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:954, 21/04968
Hoge Raad, 24-06-2022, ECLI:NL:HR:2022:954, 21/04968
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 juni 2022
- Datum publicatie
- 24 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2022:954
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2021:2144
- Zaaknummer
- 21/04968
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/04968
Datum 24 juni 2022
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROTTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 november 2021, nrs. BK-21/00196 en BK-21/001971, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 19/4495 en ROT 19/4496) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2017 opgelegde voorlopige aanslag en de voor het jaar 2018 opgelegde aanslag in precariobelasting van de gemeente Rotterdam.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door P.F. van der Muur, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: het College), vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft het middel over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat dit middel niet kan leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van dit middel is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.