Hoge Raad, 08-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1210, 22/04801
Hoge Raad, 08-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1210, 22/04801
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 september 2023
- Datum publicatie
- 8 september 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1210
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBGEL:2022:7067
- Zaaknummer
- 22/04801
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/04801
Datum 8 september 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 2 december 20221, nr. AWB 19/2887, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 29 juni 2020.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.