Hoge Raad, 22-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1270, 21/03671
Hoge Raad, 22-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1270, 21/03671
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 september 2023
- Datum publicatie
- 22 september 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1270
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1070
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:6902
- Zaaknummer
- 21/03671
Inhoudsindicatie
Artikel 3 TIEA Nederland – Jersey; informatieverzoek; criminal tax matters; informatiebeschikking; belemmeringen van fysieke en/of psychische aard.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/03671
Datum 22 september 2023
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021, nrs. 20/00445 en 20/004461, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 18/4446 en AWB 18/4447) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven informatiebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.B. Vissers en S.D. de Jong, heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 15 november 2022 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
2 Uitgangspunten in cassatie
Bij akte van 22 april 1985 is [A] Trust (hierna: de Trust) ingesteld naar het recht van Jersey en aldaar gevestigd. Belanghebbende is settlor en heeft vermogen onder trustverband geplaatst. De beheerder (trustee) is [B] Limited. Deze beheert het trustvermogen op basis van een door belanghebbende verstrekte letter of wishes. Tot het vermogen van de Trust behoren de aandelen in [C] Limited (hierna: [C]) en [D] Limited (hierna: [D]).
Op 6 oktober 2014 heeft de Inspecteur op grond van artikel 4 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staten van Jersey inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken (hierna: het Verdrag)3 de autoriteiten van Jersey om informatie verzocht over de Trust en [C] (hierna: het informatieverzoek). Het Verdrag is in werking getreden op 1 maart 2008. Uit artikel 11 van het Verdrag volgt dat over de periode vóór 1 januari 2009 informatie kan worden opgevraagd indien het ‘criminal tax matters’ betreft.
In het informatieverzoek is het vakje ‘investigation or prosecution of criminal tax matters’ als ‘tax purpose for which the information is requested’ aangekruist met als toelichting:
“Intentionally filing incorrect gift tax returns, inheritance tax returns and income tax returns regarding the years 2008-2012, by not mentioning the possession of foreign allocated funds is punishable under Section 69 of the General Tax Act. Therefore, I rely on the retroactive provision as referred to in Article 11, par. a of the Agreement between the Kingdom of the Netherlands and the States of Jersey for the exchange of information relating to tax matters.”
Naar aanleiding van de door de autoriteiten van Jersey op het verzoek verstrekte informatie heeft de Inspecteur belanghebbende vragen gesteld op grond van artikel 47 AWR teneinde na te gaan of vermogen van en daardoor inkomsten uit de Trust aan hem moeten worden toegerekend.
Vervolgens heeft de Inspecteur informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a AWR gegeven wegens het niet of niet volledig voldoen aan de informatieverplichting als bedoeld in artikel 47 AWR:
i) met dagtekening van 28 oktober 2015 (hierna: de informatiebeschikking 2015) met betrekking tot aangekondigde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2002 tot en met 2009.
ii) met dagtekening 22 januari 2016 (hierna: de informatiebeschikking 2016) met betrekking tot aangekondigde navorderingsaanslagen in de IB/PVV over de jaren 2010 tot en met 2012 en een aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2013.
Belanghebbende lijdt sinds 2010 aan de ziekte van Alzheimer. Bij akte (levenstestament) van 26 februari 2016 heeft belanghebbende een gemachtigde aangesteld tot algemeen gevolmachtigde.
3 Procedure voor het Hof
Voor het Hof was in geschil of de informatiebeschikkingen konden worden gegeven aan belanghebbende.
Het Hof heeft overwogen dat de vragen die door de Inspecteur zijn gesteld licht kunnen werpen op de vraag of belanghebbende te kwader trouw was en dus op de vraag of de Inspecteur bevoegd is na te vorderen. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 april 20034 heeft het Hof geoordeeld dat de Inspecteur in beginsel vragen mag stellen om te bepalen of hij gerechtigd is na te vorderen.
Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de Inspecteur ten onrechte in het informatieverzoek heeft vermeld dat sprake is van ‘criminal tax matters’. Voor zover de van de autoriteiten van Jersey verkregen informatie betrekking heeft op jaren vóór 1 januari 2009 is daarom sprake van onrechtmatig verkregen bewijs, aldus het Hof.
Het Hof heeft aan dat oordeel ten grondslag gelegd dat, hoewel uit het commentaar bij het OECD-modelverdrag voor een Agreement on Exchange of Information on Tax Matters (hierna: het OESOmodelverdrag) niet valt af te leiden dat de Inspecteur aan de autoriteiten van Jersey opzet behoefde te bewijzen, dit niet betekent dat de Inspecteur kon stellen dat sprake was van ‘criminal tax matters’ zonder dat ook maar een redelijk vermoeden van schuld bestond. De Inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat een redelijk vermoeden van schuld bestond toen aan de autoriteiten van Jersey werd gemeld dat sprake was van ‘criminal tax matters’. Daarom heeft de Inspecteur onrechtmatig gehandeld en jegens de autoriteiten van Jersey gehandeld in strijd met de goede verdragstrouw. De uit Jersey verkregen informatie kan om die reden slechts worden gebruikt voor zover die ziet op de periode vanaf 1 januari 2009, aldus het Hof.
Het Hof heeft vastgesteld dat belemmeringen van fysieke en/of psychische aard meebrengen dat belanghebbende niet meer in staat is de onderhavige procedure te begrijpen, en ook niet in staat is vragen te beantwoorden of anderszins inlichtingen te verstrekken. Blijkens de informatiebeschikkingen wordt van belanghebbende verlangd dat hij informatie verstrekt, onder meer door het opstellen van overzichten, opgaven en opstellingen, die neerkomen op schriftelijke verklaringen. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende niet in staat is deze medewerking te verlenen. Daarom behoeven de vragen in de beide informatiebeschikkingen alleen te worden beantwoord voor zover de toenmalige gemachtigde van belanghebbende de benodigde informatie voorhanden heeft, aldus het Hof.