Hoge Raad, 29-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1324, 23/00160
Hoge Raad, 29-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1324, 23/00160
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 september 2023
- Datum publicatie
- 29 september 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1324
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2022:10437
- Zaaknummer
- 23/00160
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/00160
Datum 29 september 2023
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door C.D. Bartelds, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 december 2022, nrs. BK-ARN 20/00843, 20/00844, 21/00797 en 21/007981.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan. Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld door de griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft belanghebbende een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen aan de Hoge Raad geretourneerd. Voorts is belanghebbende in de gelegenheid gesteld recente gegevens met betrekking tot haar inkomen over te leggen.
De gevraagde gegevens zijn evenwel niet overgelegd, waarna de griffier de heffing van het griffierecht heeft voortgezet.
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 mei 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de ophaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier heeft op 20 juni 2023 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 20 juni 2023 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 16 juni 2023. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2023.