Home

Hoge Raad, 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1395, 23/00367

Hoge Raad, 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1395, 23/00367

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 oktober 2023
Datum publicatie
6 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1395
Formele relaties
Zaaknummer
23/00367

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/00367

Datum 6 oktober 2023

ARREST

op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 17 januari 2023, nr. BK-22/004751.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft met betrekking tot het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.

De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft op 21 februari 2022 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaats waarbij belanghebbende is verzocht om binnen een termijn van twee weken het eveneens in het digitale dossier geplaatste formulier betreffende het inkomen en vermogen in te vullen en in te dienen. Het formulier is niet binnen die termijn ingediend.

De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 17 mei 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier heeft op 19 juni 2023 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld via het webportaal van de Hoge Raad mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 19 juni 2023 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 19 juni 2023. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.