Hoge Raad, 22-12-2023, ECLI:NL:HR:2023:1786, 23/02571
Hoge Raad, 22-12-2023, ECLI:NL:HR:2023:1786, 23/02571
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 december 2023
- Datum publicatie
- 22 december 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:1786
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2023:906
- Zaaknummer
- 23/02571
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/02571
Datum 22 december 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 januari 2023, nr. BK-ARN 21/016351, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 20/5714) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan overdrachtsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.W. Wolters, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.