Hoge Raad, 17-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:251, 22/02513
Hoge Raad, 17-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:251, 22/02513
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 februari 2023
- Datum publicatie
- 17 februari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:251
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:1510
- Zaaknummer
- 22/02513
Inhoudsindicatie
Herstelarrest voor HR 9 december 2022, nr. 22/02513, ECLI:NL:HR:2022:1835. Artikel 4:17, lid 3, Awb. Ingebrekestelling via e-mail.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/02513
Datum 17 februari 2023
HERSTELARREST
ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 9 december 2022, nr. 22/02513, ECLI:NL:HR:2022:1835, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022, nr. 21/002561.
1 Overwegingen voor herstel
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 9 december 2022 arrest gewezen.Nadien heeft belanghebbende verzocht om verbetering van het arrest.De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten.
De Hoge Raad heeft in rechtsoverweging 2.4 het volgende overwogen met betrekking tot de verbeurde dwangsom:
“2.4 De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Nu niet in geschil is dat aan de overige eisen voor een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, lid 3, Awb is voldaan en evenmin dat de Inspecteur onder deze omstandigheden de maximale dwangsom van € 1.260 verschuldigd is geworden, kan de Hoge Raad de zaak afdoen.”
Belanghebbende heeft in haar verzoek terecht erop gewezen dat bij de vaststelling van de hoogte van de dwangsom geen rekening is gehouden met het bepaalde in de Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2018, nr. 2406921, tot indexering van bedragen in de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit proceskosten bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Herstel van deze kennelijke vergissing brengt mee dat rechtsoverweging 2.4 van het arrest als volgt komt te luiden:
“2.4 De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Nu niet in geschil is dat aan de overige eisen voor een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 4:17, lid 3, Awb is voldaan en evenmin dat de Inspecteur onder deze omstandigheden de maximale dwangsom van € 1.442 verschuldigd is geworden, kan de Hoge Raad de zaak afdoen.”
Het dictum met betrekking tot de dwangsom en de daarop betrekking hebbende wettelijke rente wordt als volgt aangepast:
“- stelt het bedrag van de door de Inspecteur verbeurde dwangsom vast op € 1.442, - bepaalt dat de Inspecteur wettelijke rente over de dwangsom van € 1.442 is verschuldigd vanaf 25 juli 2019 tot de dag van de algehele voldoening daarvan,”.
2 Beslissing
De Hoge Raad verbetert het arrest van 9 december 2022, nr. 22/02513, op de hiervoor in onderdeel 1.3 vermelde wijze.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.A.J. Lafleur, en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.