Hoge Raad, 10-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:362, 21/05116
Hoge Raad, 10-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:362, 21/05116
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 maart 2023
- Datum publicatie
- 10 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:362
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:10905
- Zaaknummer
- 21/05116
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/05116
Datum 10 maart 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE OOSTSTELLINGWERF
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 november 2021, nr. 20/008471, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 19/247) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2018 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Diamantis, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.