Home

Hoge Raad, 10-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:365, 21/00655

Hoge Raad, 10-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:365, 21/00655

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 maart 2023
Datum publicatie
10 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:365
Formele relaties
Zaaknummer
21/00655

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 21/00655

Datum 10 maart 2023

ARREST

in de zaak van

GEMEENTE [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 januari 2021, nrs. 19/01696 tot en met 19/016991, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 18/4351 en AWB 18/4353 tot en met AWB 18/4355) betreffende ten aanzien van belanghebbende voor de jaren 2013 tot en met 2016 gegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 9, lid 3, van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door [P1] en [P2], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P3], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing