Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:81, 19/01696 t/m 19/01699

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:81, 19/01696 t/m 19/01699

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 januari 2021
Datum publicatie
15 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:81
Formele relaties
Zaaknummer
19/01696 t/m 19/01699

Inhoudsindicatie

BTW-compensatiefonds. Compensatie van btw op re-integratietrajecten. Bindende afspraak?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/01696 tot en met 19/01699

uitspraakdatum: 5 januari 2021

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Gemeente [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 november 2019, nummers AWB 18/4351, 18/4353 tot en met 18/4355, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikkingen heeft de Inspecteur de jaarlijkse bijdragen voor belanghebbende uit het BTW-compensatiefonds vastgesteld voor de jaren 2013 tot en met 2016.

1.2.

De Inspecteur heeft de compensabele bedragen bij uitspraken op bezwaar verhoogd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft op digitale wijze plaatsgevonden op 15 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in de jaren 2013 tot en met 2016 kosten gemaakt om werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt via re-integratietrajecten te ondersteunen bij het zoeken naar werk.

2.2.

Belanghebbende heeft verzocht om een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds voor de btw die zij heeft betaald bij de re-integratietrajecten.

2.3.

De Inspecteur heeft de bijdragen uit het BTW-compensatiefonds voor de jaren 2013 tot en met 2016 bij beschikkingen vastgesteld op respectievelijk € 5.637.427, € 5.110.762, € 4.959.170 en € 5.187.149.

2.4.

Op 9 oktober 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende, haar gemachtigde en de Inspecteur.

2.5.

In een brief van 23 oktober 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende onder meer het volgende geschreven:

“Op 31 augustus 2017 heb ik de motivering van het bezwaarschrift ten aanzien van de re-integratietrajecten ontvangen. Als gevolg hiervan heeft er op 9 oktober 2017 een bespreking plaatsgevonden op het gemeentehuis in [Z] .

Tijdens dit gesprek is de behandeling van de kosten ten aanzien van re-integratietrajecten besproken. Duidelijk is geworden dat nog steeds niet met zekerheid kan worden vastgesteld of de uitsluitingen op een correcte wijze zijn toegepast. Voor de jaren 2011 en 2012 is de afspraak gemaakt dat 80% van het gevraagde bedrag zal worden teruggegeven.

Verder zijn de volgende afspraken gemaakt:

- de verzoeken voor de jaren 2013 t/m 2016 zullen op eenzelfde wijze worden ingediend;

- voor de verzoeken 2013 t/m 2016 zal dezelfde afspraak gelden, dus ook 80% compensabel;

- vanaf het jaar 2017 zal de gemeente e.e.a. juist in haar administratieverantwoorden.

(...)”

2.6.

In een brief van 9 januari 2018 aan de Inspecteur stelt belanghebbende zich – onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 november 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:15969) – op het standpunt dat de volledige omzetbelasting die ziet op de re-integratietrajecten compensabel is.

2.7.

De Inspecteur heeft dit standpunt in de uitspraken op bezwaar van 20 juni 2018 afgewezen en de bijdragen uit het BTW-compensatiefonds voor de jaren 2013 tot en met 2016 vastgesteld op respectievelijk € 5.648.680, € 5.138.318, € 4.982.374 en € 5.200.826.

2.8.

In een e-mail van de gemachtigde aan de Inspecteur van 20 juli 2018 staat, voor zover van belang, het volgende:

“Graag wil ik benadrukken dat de gemeente altijd werkzaam is en was conform de gedachte van het horizontaal toezicht en bespreekt de gemeente deze werkwijze periodiek met u. Inzake het re-integratie teruggaveverzoek is op basis van de wet- en regelgeving van vorig jaar een teruggave verzoek ingediend en zijn afspraken gemaakt over de omvang van btw-teruggave die de gemeente zou ontvangen op basis van dit verzoek. In dit verzoek is de gemeente uitgegaan van de uitgangspositie conform het besluit van de Staatssecretaris. In november 2017 en juni 2018 zijn vervolgens door rechtbank en Hof nieuwe uitspraken gepubliceerd over de btw-compensatie mogelijkheden van re-integratietrajecten. Deze uitspraken stellen dat de btw op re-integratie een ruimere mogelijkheid tot compensatie biedt dan het besluit van de Staatssecretaris. In het licht van deze uitspraken is er dus meer recht op compensatie van de btw in zake re-integratie trajecten dan bekend was op het moment van het ingediende teruggaveverzoek en deels goedgekeurde teruggaveverzoek.

Er wordt dus niet teruggekomen op gemaakte afspraken maar in het kader van nieuwe jurisprudentie wordt een aanvullend verzoek gedaan op recht tot compensatie van btw. Hiermee tracht de gemeente net zoals de Belastingdienst te handelen conform huidige wet- en regelgeving, welke in de btw regelmatig wijzigt. Bij rechtsspraak die uitpakt in het nadeel van de gemeente, verwerkt de gemeente eveneens de gevolgen. In een relatie horizontaal toezicht waarin de gemeente haar fiscale beheersing vergroot om tot een tijdige en juiste aangifte te komen , zou dit geen afbreuk behoeven te doen naar het handelen op basis van nieuwe uitspraken. Juist in het kader hiervan heb ik u afgelopen week geïnformeerd over de vervolgstappen.”

3 Geschil

In geschil is of tussen partijen een bindende afspraak is gemaakt, die tot gevolg heeft dat niet meer dan 80% van de btw op re-integratietrajecten voor compensatie in aanmerking komt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing