Home

Hoge Raad, 10-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:379, 22/00715

Hoge Raad, 10-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:379, 22/00715

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
10 maart 2023
Datum publicatie
10 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:379
Formele relaties
Zaaknummer
22/00715

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/00715

Datum 10 maart 2023

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 januari 2022, nr. 20/006761, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 19/3256) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2018 opgelegde aanslag watersysteemheffing gebouwd.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.M. Vrolijk, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing