Home

Hoge Raad, 31-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:522, 22/02894

Hoge Raad, 31-03-2023, ECLI:NL:HR:2023:522, 22/02894

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 maart 2023
Datum publicatie
31 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:522
Formele relaties
Zaaknummer
22/02894

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/02894

Datum 31 maart 2023

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE 'SHERTOGENBOSCH

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 juni 2022, nr. 20/007271, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 18/477) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Hertogenbosch, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing