Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2008, 20/00727
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2008, 20/00727
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 juni 2022
- Datum publicatie
- 13 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:2008
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2020:5362, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:522
- Zaaknummer
- 20/00727
Inhoudsindicatie
In geschil is WOZ-waarde van een vrijstaande woning uit 1991.
De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat de door hem voor de woning per waardepeildatum 1 januari 2016 vastgestelde waarde van € 336.000 niet te hoog is.
Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00727
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 27 oktober 2020, nummer SHE 18/477, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente ‘s-Hertogenbosch,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken(hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2017 (hierna: de aanslag OZB) bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief van 1 december 2021 gereageerd op het verweerschrift. Bij brief van 9 december 2021 is een kopie van deze reactie verzonden aan de heffingsambtenaar.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in kopie verzonden aan de heffingsambtenaar.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] , bijgestaan door [taxateur] , taxateur. De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en belanghebbende.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Bij brief van 26 februari 2022 heeft belanghebbende een verzoek tot wraking ingediend van mr. J.M. van der Vegt, mr. drs. P. Fortuin en prof. mr. dr. B.G. van Zadelhoff. Bij uitspraak van 11 mei 2022 is het verzoek door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard.1
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 11 april 2022 aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een vrijstaande woning uit 1991. De woning bestaat uit een hoofdgebouw van 381 m³, met een dakkapel en een garage van 76 m³. Het perceel heeft een oppervlakte 550 m².
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2016 vastgesteld op € 343.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak verlaagd tot € 336.000 en de aanslag OZB evenredig verminderd.
Ter onderbouwing van de waarde van de onroerende zaak heeft de heffingsambtenaar verwezen naar een in zijn opdracht door taxateur ing. [taxateur] opgemaakt taxatierapport van 16 juli 2018, waarin de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2016 is getaxeerd op € 346.000. In het taxatierapport is een waardematrix opgenomen en het is verder voorzien van diverse bijlagen, waaronder de taxatiekaart en het opnameformulier. De taxateur verwijst in zijn rapport naar de verkoopcijfers van drie vergelijkingsobjecten, te weten [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] en geeft inzicht in de door hem gehanteerde correcties, de grondstaffel en de voor de bijgebouwen gehanteerde (eenheids)prijzen.
De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 oktober 2020 ongegrond verklaard. In die uitspraak heeft de rechtbank het verzoek om immateriële schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn afgewezen en de heffingsambtenaar opgedragen het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de waarde tot € 312.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.