Hoge Raad, 20-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:54, 22/02345
Hoge Raad, 20-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:54, 22/02345
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 januari 2023
- Datum publicatie
- 20 januari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:54
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2022:1472
- Zaaknummer
- 22/02345
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/02345
Datum 20 januari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], Bulgarije, (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 11 mei 2022, nr. 21/002351, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 19/6356) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft - binnen de cassatietermijn - een geschrift ingediend, dat de Hoge Raad aanmerkt als een aanvulling op het beroepschrift in cassatie.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.