Hoge Raad, 26-05-2023, ECLI:NL:HR:2023:799, 21/02281
Hoge Raad, 26-05-2023, ECLI:NL:HR:2023:799, 21/02281
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 mei 2023
- Datum publicatie
- 26 mei 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:799
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2021:3464
- Zaaknummer
- 21/02281
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 21/02281
Datum 26 mei 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 april 2021, nrs. 18/01137 tot en met 18/012031, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. LEE 15/3403, LEE 16/4127 tot en met LEE 16/4176 en LEE 18/2191 tot en met LEE 18/2206) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente respectievelijk belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.P. Waninge, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.