Home

Hoge Raad, 09-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:893, 22/01354

Hoge Raad, 09-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:893, 22/01354

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 juni 2023
Datum publicatie
9 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:893
Formele relaties
Zaaknummer
22/01354

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/01354

Datum 9 juni 2023

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2022, nrs. 21/00106 tot en met 21/001121, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 20/3549 tot en met AWB 20/3555) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2012 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffings- dan wel belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.L. Faber, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing