Hoge Raad, 20-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:937, 21/02302
Hoge Raad, 20-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:937, 21/02302
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 juni 2023
- Datum publicatie
- 20 juni 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:937
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2021:3392
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:612
- Zaaknummer
- 21/02302
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit andere strafbare feiten a.b.i. art. 36e.3 Sr na veroordeling t.z.v. betrokkenheid bij drugslab en oplichting. Methode van eenvoudige kasopstelling. Schatting w.v.v. Had hof 2 factuurbedragen, die volgens hof eigen geld van moeder van betrokkene betreffen, in mindering moeten brengen op schatting? Gelet op redenen die in CAG zijn genoemd, moet ervan worden uitgegaan dat hof a.g.v. kennelijke misslag bij schatting van w.v.v. heeft verzuimd bedragen van € 1.541 en € 1.998 in mindering te brengen. HR zal zaak zelf afdoen door bedrag van geschat w.v.v. te verminderen tot € 61.423. Bij vaststelling van betalingsverplichting zal HR ook acht slaan op de door hof toegepaste matiging van betalingsverplichting met 10% i.v.m. overschrijding van redelijke termijn in hoger beroep. HR merkt op dat kennelijke misslag als deze zich bij uitstek leent voor herstel door hof zelf. Het gaat immers om onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door rechters die op zaak hebben gezeten overeenkomstig HR:2010:LJN BJ7243 en HR:2012:LJN BW1478. Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor op korte termijn en op eenvoudige wijze ondubbelzinnig duidelijkheid komt te bestaan over de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing. Wanneer in zo’n geval zekerheidshalve (naast het doen van verzoek om herstelarrest) ook cassatieberoep is ingesteld, kan dat beroep worden ingetrokken zodra herstelarrest is gewezen.
HR vermindert schatting w.v.v. en opgelegde betalingsverplichting.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02302 P
Datum 20 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 mei 2021, nummer 20-003151-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de betrokkene.
1 Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel en van de opgelegde betalingsverplichting, tot vermindering daarvan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
Het cassatiemiddel klaagt over de schatting door het hof van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 64.962.
Gelet op de redenen die in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 en 5 zijn genoemd, moet ervan worden uitgegaan dat het hof als gevolg van een kennelijke misslag bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verzuimd bedragen van € 1.541 en € 1.998 in mindering te brengen. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.
De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen door het bedrag van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel te verminderen tot € 61.423. Bij de vaststelling van de betalingsverplichting zal de Hoge Raad ook acht slaan op de door het hof toegepaste matiging van de betalingsverplichting met 10% in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
Opmerking verdient nog dat een kennelijke misslag als deze zich bij uitstek leent voor herstel door het hof zelf. Het gaat immers om een onmiddellijk kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent door de rechters die op de zaak hebben gezeten overeenkomstig de beslissingen van de Hoge Raad in de arresten van 6 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ7243 en 12 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1478. Deze wijze van herstel verdient de voorkeur, omdat daardoor op korte termijn en op een eenvoudige wijze ondubbelzinnig duidelijkheid komt te bestaan over de voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing. Wanneer in zo’n geval zekerheidshalve – naast het doen van het verzoek om een herstelarrest – ook cassatieberoep is ingesteld, kan dat beroep worden ingetrokken zodra het herstelarrest is gewezen.
3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot verdere vermindering van de betalingsverplichting.