Home

Hoge Raad, 02-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1084, 23/04313

Hoge Raad, 02-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1084, 23/04313

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 augustus 2024
Datum publicatie
2 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1084
Formele relaties
Zaaknummer
23/04313

Inhoudsindicatie

Vermogensrendementsheffing ook onder de Herstelwet strijdig met art. 1 EP in combinatie met art. 14 EVRM; Werkelijk rendement; Rechtsherstel; Ongerealiseerde waarderveranderingen; Geen rentevergoeding.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/04313

Datum 2 augustus 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

en

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het door zowel belanghebbende als de Staatssecretaris ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 oktober 2023, nrs. BK-23/00021 en BK-23/000221, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 20/2077 en SGR 20/2078) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2017 en 2018 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 49.431 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 65.707.

2.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.460 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 69.473.

2.3

Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld tegen de afwijzende uitspraken op zijn bezwaren.

2.4

Tijdens de beroepsprocedure heeft de Inspecteur naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963 (hierna: het arrest van 24 december 2021) de aanslagen wat betreft het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen met toepassing van het Besluit rechtsherstel box 32 verminderd naar € 63.756 voor het jaar 2017 en naar € 68.406 voor het jaar 2018.

2.5

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daaraan heeft de Rechtbank onder meer ten grondslag gelegd dat onder het werkelijk behaalde rendement ook ongerealiseerde koerswinsten moeten worden begrepen. Gelet op de door belanghebbende gestelde koerswinsten van € 94.297 (2017) en € 98.050 (2018) kan niet worden gezegd dat het behaalde werkelijke rendement lager is dan het door de Inspecteur in de heffing betrokken rendement, aldus de Rechtbank.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof herhaalde belanghebbende dat de box 3-heffing ervoor zorgt dat hij wordt geconfronteerd met een heffing over het voordeel uit sparen beleggen dat veel hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, en dat het box 3-stelsel daarom in strijd is met artikel 14 van het EVRM en met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: EP). Verder betoogde belanghebbende dat hij in 2017 en 2018 weliswaar ongerealiseerde koerswinsten van € 94.297 en € 98.050 heeft genoten, maar dat hij over de periode vanaf 2001 tot en met 2018 gemiddeld verlies heeft geleden. Hij vorderde daarom een verdere vermindering van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar nihil.

3.2

Het Hof heeft geoordeeld dat op grond van het arrest van 24 december 2021 rechtsherstel moet worden geboden door voor de heffing in box 3 uit te gaan van het werkelijke rendement. Volgens het Hof moeten niet-gerealiseerde koerswinsten daarbij buiten beschouwing blijven. Wel moet rekening worden gehouden met de door belanghebbende ontvangen bedragen aan rente en dividend van € 38.033 in 2017 en € 41.696 in 2018. Ook moet volgens het Hof rekening worden gehouden met een in 2018 gerealiseerde koerswinst. Aangezien het Hof de omvang daarvan niet kon vaststellen, heeft het Hof het belastbare inkomen uit sparen en beleggen voor 2018 in redelijkheid verminderd tot € 50.000. Voor het jaar 2017 heeft het Hof het belastbare inkomen uit sparen en beleggen vastgesteld op het in 2017 ontvangen bedrag aan rente en dividend van € 38.033.

4 Beoordeling van de klachten van belanghebbende

5 Beoordeling van het door de Staatssecretaris voorgestelde middel

6 Verzoek om rentevergoeding

7 Proceskosten

8 Beslissing