Home

Hoge Raad, 02-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1086, 24/00643

Hoge Raad, 02-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1086, 24/00643

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 augustus 2024
Datum publicatie
2 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1086
Formele relaties
Zaaknummer
24/00643

Inhoudsindicatie

Vermogensrendementsheffing ook onder de Herstelwet strijdig met art. 1 EP in combinatie met art. 14 EVRM; Werkelijk rendement; Rechtsherstel; Ongerealiseerde waardeveranderingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 24/00643

Datum 2 augustus 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 3 januari 2024, nr. BK-23/000901, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/8219) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2020 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren gebracht.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een forfaitair vastgesteld belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 100.975.

2.2

Tot de bezittingen van belanghebbende in box 3 behoort zijn deelname in Beleggingsclub [A] (hierna: de beleggingsclub). Hij heeft ter zitting van het Hof onweersproken gesteld dat deze beleggingsclub een fonds voor gemene rekening is, dat de participaties niet vrij verhandelbaar zijn, dat dit fonds als fiscaal transparant moet worden gekwalificeerd, en dat hij daarom de dividend- en bronbelasting mag verrekenen die ten laste van de beleggingsclub is ingehouden.

2.3

De Inspecteur heeft geen aanleiding gezien om de aanslag met toepassing van het Besluit rechtsherstel box 32 te verminderen, aangezien het box 3-inkomen met toepassing van dat besluit op een hoger bedrag zou worden vastgesteld dan € 100.975.

3 Procedure voor het Hof

3.1

Voor het Hof was in geschil of de belastingheffing over inkomen uit sparen en beleggen in strijd is met artikel 14 van het EVRM en artikel 1 van het Eerste Protocol daarbij (hierna: EP). Belanghebbende beantwoordde die vraag bevestigend en vorderde verlaging van de aanslag naar nihil, met een beroep op een door hem in 2020 geleden verlies op zijn beleggingen.

3.2.1

Het Hof heeft geoordeeld dat een op rechtsherstel gerichte compensatie in geval van een schending van het EVRM en het EP door de heffing in box 3, in beginsel dient aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement en dat niet meer behoort te worden belast dan de feitelijk genoten rente, dividend, huur, royalty's en mogelijk andere vormen van direct gerealiseerde vermogensopbrengst. Naar het oordeel van het Hof passen ongerealiseerde vermogenswinsten niet binnen de term “werkelijk behaald rendement” als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963.

3.2.2

Het Hof heeft verder geoordeeld dat de beleggingsclub een fonds voor gemene rekening is dat als fiscaal transparant moet worden gekwalificeerd. Het door de beleggingsclub in het jaar 2020 werkelijk behaalde rendement dient daarom, naar rato van het aandeel van belanghebbende in het vermogen van dat fonds, te worden aangemerkt als door belanghebbende werkelijk behaald rendement, aldus het Hof.

3.2.3

Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt wat het werkelijk gerealiseerde resultaat is van zijn beleggingen en dat het werkelijk behaalde rendement van belanghebbende daarom niet kan worden vastgesteld.

3.2.4

Het Hof heeft het beroep van belanghebbende om deze reden ongegrond verklaard.

4 Beoordeling van de in het principale beroep in cassatie aangevoerde klachten

5 Beoordeling van de in het incidentele beroep in cassatie aangevoerde klacht

6 Proceskosten

7 Beslissing