Hoge Raad, 13-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1190, 23/00060
Hoge Raad, 13-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1190, 23/00060
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 september 2024
- Datum publicatie
- 13 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1190
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:3824
- Zaaknummer
- 23/00060
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/00060
Datum 13 september 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 22 november 2022, nr. 21/000151, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 19/4191) betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door M.A.A. van Tongeren, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.