Home

Hoge Raad, 13-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1204, 23/01298

Hoge Raad, 13-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1204, 23/01298

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 september 2024
Datum publicatie
13 september 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1204
Formele relaties
Zaaknummer
23/01298

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/01298

Datum 13 september 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 december 2022, nrs. 21/01306 tot en met 21/01309, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/1174, BRE 18/1175, BRE 18/2542 en BRE 19/4358) betreffende aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2010, 2011 en 2012 tot en met 2014 en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente respectievelijk belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing