Hoge Raad, 20-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1249, 23/02016
Hoge Raad, 20-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1249, 23/02016
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 september 2024
- Datum publicatie
- 20 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1249
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:1280
- Zaaknummer
- 23/02016
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/02016
Datum 20 september 2024
ARREST
in de zaak van
[X] SA (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 april 2023, nrs. 22/00805 tot en met 22/008071, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 18/5825 tot en met 18/5827) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake dividendbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.I.H.M. Galavazi, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
2 Beoordeling van de klacht in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Het voorwaardelijke incidentele beroep
Aangezien het principale beroep in cassatie niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep in cassatie is ingesteld, niet vervuld. Gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb vervalt daarom het incidentele beroep in cassatie.
Dat belanghebbende per abuis niet afzonderlijk in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze over het incidentele beroep naar voren te brengen, heeft derhalve geen gevolgen.