Hoge Raad, 20-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1267, 23/03252
Hoge Raad, 20-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1267, 23/03252
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 september 2024
- Datum publicatie
- 20 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1267
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:2296
- Zaaknummer
- 23/03252
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/03252
Datum 20 september 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 juli 2023, nrs. 22/01062 tot en met 22/01067 en 22/012901, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/3151 tot en met 16/3153, 16/9310 en 18/6300 tot en met 18/6302) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen inzake dividendbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.A van der Jagt, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.