Home

Hoge Raad, 20-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1280, 23/04916

Hoge Raad, 20-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1280, 23/04916

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 september 2024
Datum publicatie
20 september 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1280
Formele relaties
Zaaknummer
23/04916

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/04916

Datum 20 september 2024

ARREST

op het door J.A. Cardol ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 november 2023, nrs. 22/00079 en 22/000801.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 19 juni 2024 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van de indiener van het beroepschrift. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift bij aangetekende brief van 18 juli 2024 in de gelegenheid gesteld om mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en ook dit stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van de indiener van het beroepschrift.

De indiener van het beroepschrift heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024.