Hoge Raad, 27-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1299, 24/00806
Hoge Raad, 27-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1299, 24/00806
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 september 2024
- Datum publicatie
- 27 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1299
- Formele relaties
- Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:GHSHE:2024:699
- Zaaknummer
- 24/00806
Inhoudsindicatie
Procesrecht; prejudiciële vragen; art. 27ga AWR; art. 8:73 Awb en titel 8.4 Awb; geen algemene regel voor maximering van vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn; overgangsrecht voor vergoeding van griffierechten.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/00806
Datum 27 september 2024
PREJUDICIËLE BESLISSING
op het verzoek van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) aan de Hoge Raad om in het geding tussen
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de HEFFINGSAMBTENAAR VAN DE GEMEENTE VUGHT (hierna: de heffingsambtenaar)
de bij beslissing van 6 maart 2024, nr. 22/001481, op de voet van artikel 27ga AWR voorgelegde vragen bij wijze van prejudiciële beslissing te beantwoorden.
1 De procedure in feitelijke instanties
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken ten aanzien van belanghebbende een beschikking gegeven waarbij voor het jaar 2019 de waarde van een onroerende zaak is vastgesteld (hierna: de WOZ-beschikking). Bij datzelfde geschrift heeft hij aan belanghebbende bovendien een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 opgelegd ter zake van diezelfde onroerende zaak (hierna: de aanslag OZB).
De heffingsambtenaar heeft de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld bij het Hof.
2 Het procesverloop bij de Hoge Raad
Het Hof heeft aan de Hoge Raad prejudiciële vragen voorgelegd.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door L.H.G.M. Driessen, heeft schriftelijke opmerkingen ingediend.
Nadat de Hoge Raad ook aan anderen dan partijen de gelegenheid had geboden om naar aanleiding van de vragen van het Hof schriftelijke opmerkingen in te dienen, is daarop gereageerd door Hefna B.V.
Na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, vertegenwoordigd door [P] , schriftelijk gereageerd op de hiervoor bedoelde schriftelijke opmerkingen van zowel belanghebbende als Hefna B.V.
3 Uitgangspunten
Belanghebbende heeft een professionele rechtsbijstandverlener als gemachtigde aangesteld (hierna: de gemachtigde) om namens hem bezwaar te maken tegen de WOZ-beschikking en de aanslag OZB, en zo nodig beroep, hoger beroep respectievelijk cassatieberoep in te stellen.
Het bezwaarschrift is bij de heffingsambtenaar ingekomen op 22 maart 2019. Bij brief van 19 juni 2023 heeft belanghebbende het Hof verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de termijn die als redelijk moet worden beschouwd voor de tot en met het Hof gevoerde procedure.
Op grond van de door belanghebbende ondertekende machtiging, in samenhang gelezen met de bijbehorende algemene voorwaarden die de gemachtigde volgens diens website hanteert, is het Hof ervan uitgegaan dat de gemachtigde het recht heeft om het recht op vergoeding van (proces)kosten en andere rechten op schadevergoeding, die voortvloeien uit een handelen en/of nalaten van het bestuursorgaan dan wel de rechterlijke organisatie, te vorderen en dat in dat geval de toegekende schadevergoeding toekomt aan de gemachtigde.