Hoge Raad, 27-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1334, 24/00813
Hoge Raad, 27-09-2024, ECLI:NL:HR:2024:1334, 24/00813
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 september 2024
- Datum publicatie
- 27 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1334
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2024:1065
- Zaaknummer
- 24/00813
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/00813
Datum 27 september 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 18 januari 2024, nrs. BK-22/1250 tot en met BK-22/12541, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 21/7709 en SGR 21/7711 tot en met SGR 21/7714) betreffende aan belanghebbende over de tijdvakken in de periode 12 juli 2020 tot en met 11 juli 2021 opgelegde naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.