Home

Hoge Raad, 11-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1424, 23/02311

Hoge Raad, 11-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1424, 23/02311

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 oktober 2024
Datum publicatie
11 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1424
Formele relaties
Zaaknummer
23/02311

Inhoudsindicatie

Art. 15, lid 1, letter l, Wet op belastingen van rechtsverkeer i.v.m. art. 85, lid 1, Wet inrichting landelijk gebied (thans art. 12.44 Omgevingswet). Inschrijving overeenkomst van kavelruil in openbare registers voorwaarde voor vrijstelling overdrachtsbelasting?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 23/02311

Datum 11 oktober 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 mei 2023, nr. BK-ARN 22/004751, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 20/1585) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.T. Wiegerink, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 29 december 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2 Uitgangspunten in cassatie

2.1

Belanghebbende heeft op 9 september 2016 een koopovereenkomst gesloten ter zake van een agrarisch bedrijf dat onroerende zaken omvat. Verkopers zijn drie natuurlijke personen die handelden namens hun maatschap. De koopovereenkomst houdt met betrekking tot de levering van de onroerende zaken in dat koper voornemens is de levering eventueel in te voegen in een vrijwillige kavelruil en dat de (andere) partijen daaraan zullen meewerken.

2.2

Op 28 februari 2017 hebben verkopers en belanghebbende met diens ouders een overeenkomst ‘kavelruil [a-straat]’ ondertekend (hierna: de kavelruilovereenkomst). Bij die kavelruil zijn ingebracht de onroerende zaken waarop de hiervoor in 2.1 genoemde koopovereenkomst betrekking heeft, een perceel van belanghebbende, alsmede – onder voorbehoud van vruchtgebruik – een perceel van diens ouders. De overeenkomst is niet in de openbare registers ingeschreven.

2.3

Bij notariële akte van eveneens 28 februari 2017 is een aantal van de hiervoor bedoelde onroerende zaken toegedeeld aan belanghebbende. In deze akte is een beroep gedaan op de vrijstelling van de heffing van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 15, lid 1, letter l, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 (hierna: Wet BRV). Belanghebbende heeft ter zake van de overdracht een nihilaangifte voor de overdrachtsbelasting ingediend.

2.4

Met dagtekening 26 april 2019 heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting aan belanghebbende opgelegd ter zake van de verkrijging van onroerende zaken ten gevolge van de kavelruil. Volgens de Inspecteur is de hiervoor in 2.3 genoemde vrijstelling (hierna: de kavelruilvrijstelling) niet van toepassing omdat niet is voldaan aan het in artikel 85, lid 1, van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg) opgenomen vereiste van inschrijving van de kavelruilovereenkomst in de openbare registers.

3 Procedure voor het Hof

3.1

In hoger beroep was in geschil of sprake is van een verkrijging waarop de kavelruilvrijstelling van toepassing is. In het bijzonder was in geschil, voor zover in cassatie van belang, of de inschrijving van de kavelruilovereenkomst in de openbare registers een vereiste is voor toepassing van de kavelruilvrijstelling.

3.2

Het Hof heeft als volgt geoordeeld. Artikel 15, lid 1, aanhef en letter l, Wet BRV verwijst naar een verkrijging krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. Artikel 85, lid 1, van de Wilg stelt aan een overeenkomst tot ruilverkaveling de eis dat zij in de openbare registers wordt ingeschreven. In de wet noch in de wetsgeschiedenis zijn aanknopingspunten te vinden voor het standpunt van belanghebbende dat, om in aanmerking te komen voor de kavelruilvrijstelling, niet behoeft te worden voldaan aan alle in of krachtens de Wet inrichting landelijk gebied gestelde voorwaarden. In dit verband is niet van belang dat, zoals belanghebbende betoogt, naar privaatrechtelijke maatstaven inschrijving van de kavelruilovereenkomst in de openbare registers achterwege kan blijven zonder gevolgen voor de geldigheid van die overeenkomst, aldus het Hof.

4 Beoordeling van het middel

5 Proceskosten

6 Beslissing