Home

Hoge Raad, 11-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1442, 22/04504

Hoge Raad, 11-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1442, 22/04504

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 oktober 2024
Datum publicatie
11 oktober 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1442
Formele relaties
Zaaknummer
22/04504

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/04504

Datum 11 oktober 2024

ARREST

in de zaak van

[X] B.V. (hierna: belanghebbende)

tegen

1. de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

2. de STAAT (de MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID)

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 10 november 2022, nrs. 21/00573 tot en met 21/01123 en 21/01159 tot en met 21/012321, op de (incidentele) hoger beroepen van belanghebbende en de (incidentele) hoger beroepen van de Inspecteur tegen uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2021 betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing