Hoge Raad, 25-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1556, 22/02956
Hoge Raad, 25-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1556, 22/02956
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2024
- Datum publicatie
- 25 oktober 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1556
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2022:1816
- Zaaknummer
- 22/02956
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/02956
Datum 25 oktober 2024
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X]
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 juni 2022, nr. 21/004951, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 18/2493) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven boetebeschikking.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door G.J.M.E. de Bont en D.J.E. de Kruif, heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.