Hoge Raad, 08-11-2024, ECLI:NL:HR:2024:1591, 23/01999
Hoge Raad, 08-11-2024, ECLI:NL:HR:2024:1591, 23/01999
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 november 2024
- Datum publicatie
- 8 november 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1591
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:1106
- Zaaknummer
- 23/01999
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01999
Datum 8 november 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING OOST-BRABANT
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 april 2023, nr. 21/012041, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (nr. SHE 21/365) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift in gediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.