Home

Hoge Raad, 02-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:162, 22/04349

Hoge Raad, 02-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:162, 22/04349

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 februari 2024
Datum publicatie
2 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:162
Formele relaties
Zaaknummer
22/04349

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 22/04349

Datum 2 februari 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 oktober 2022, nrs. BK-ARN 21/01637, 21/01638, 21/01639 en 21/016401, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 20/197, AWB 20/1053, AWB 20/1054 en AWB 20/1055) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2014, 2015, 2016 en 2017 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor het jaar 2014 gegeven beschikking inzake belastingrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing