Hoge Raad, 29-11-2024, ECLI:NL:HR:2024:1751, 24/02559
Hoge Raad, 29-11-2024, ECLI:NL:HR:2024:1751, 24/02559
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 29 november 2024
- Datum publicatie
- 29 november 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1751
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2024:850
- Zaaknummer
- 24/02559
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 24/02559
Datum 29 november 2024
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door H.J.J. Oostdam, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 21 mei 2024, nrs. BK-23/678 en BK-23/6791.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 8 augustus 2024 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 9 september 2024 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid is gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in dit digitale dossier is eveneens op 9 september 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven emailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 9 september 2024. Belanghebbende heeft van de hiervoor bedoelde gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2024.