Hoge Raad, 06-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1791, 23/03212
Hoge Raad, 06-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1791, 23/03212
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 december 2024
- Datum publicatie
- 6 december 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1791
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2023:1598
- Zaaknummer
- 23/03212
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/03212
Datum 6 december 2024
ARREST
in de zaak van
[X] C.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2023, nr. 22/002301, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 20/1324) betreffende een ten aanzien van belanghebbende genomen besluit tot verrekening als bedoeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990 en aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.