Hoge Raad, 13-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1850, 23/01966
Hoge Raad, 13-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1850, 23/01966
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 december 2024
- Datum publicatie
- 13 december 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:1850
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2023:1210
- Zaaknummer
- 23/01966
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01966
Datum 13 december 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GEMEENTEN EN WATERSCHAPPEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 april 2023, nr. 21/013551, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Limburg (nr. ROE 20/2558) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Oosters, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).2
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.