Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1210, 21/01355
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-04-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1210, 21/01355
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 april 2023
- Datum publicatie
- 24 augustus 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1850
- Zaaknummer
- 21/01355
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 4 Uitv.reg. WOZ
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01355
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 5 oktober 2021, nummer ROE 20/2558, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft nadien de waarde van de onroerende zaak ambtshalve verminderd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De heffingsambtenaar heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een omstreeks 2012 gebouwde vrijstaande bungalow met een inhoud van 600 m3. Tot de onroerende zaak behoren een aangebouwde garage en een tuinhuis. De onroerende zaak ligt op een perceel van 458 m2.
De waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2019 is door de heffingsambtenaar bij beschikking van 29 februari 2020 vastgesteld op € 452.000.
Bij ambtshalve beslissing van 12 maart 2020 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 427.000.
De gemachtigde van belanghebbende heeft namens belanghebbende bij brief van 20 maart 2020 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. In het bezwaarschrift bepleit hij een WOZ-waarde van € 316.000 en wordt verzocht om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De schriftelijke machtiging van belanghebbende daartoe heeft als dagtekening 16 maart 2020.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de - ambtshalve verlaagde - waarde van de onroerende zaak van € 427.000 en de aanslag gehandhaafd.
Ter onderbouwing van deze waarde heeft de heffingsambtenaar een taxatierapport, opgesteld op 1 februari 2021 door taxateur [taxateur] , overgelegd. In dit rapport en de daarin opgenomen waardematrix zijn de volgende in [woonplaats] gelegen vergelijkingsobjecten opgenomen:
- -
-
[adres 2] : verkoopdatum 2 oktober 2018, verkoopprijs € 449.000; het betreft vrijstaande bungalow met een inhoud van 490 m3;
- -
-
[adres 3] : verkoopdatum 28 juni 2018, verkoopprijs € 430.000 v.o.n.; het betreft een vrijstaande bungalow met een inhoud van 600 m3;
- -
-
[adres 4] : verkoopdatum 11 juni 2018, verkoopprijs € 430.000 v.o.n.; het betreft een vrijstaande bungalow met een inhoud van 600 m3 .
Uit de waardematrix volgt een waarde op de waardepeildatum van € 438.000.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is de heffingsambtenaar bevoegd de waarde van de onroerende zaak ambtshalve te verlagen?
II. Is de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de WOZ-waarde tot € 390.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.