Home

Hoge Raad, 20-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1899, 24/02741

Hoge Raad, 20-12-2024, ECLI:NL:HR:2024:1899, 24/02741

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 december 2024
Datum publicatie
20 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1899
Formele relaties
Zaaknummer
24/02741

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 24/02741

Datum 20 december 2024

ARREST

in de zaak van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen

het DAGELIJKS BESTUUR VAN DE BELASTINGSAMENWERKING GOUWE-RIJNLAND, vertegenwoordigd door [A],

op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 juni 2024, nr. BK-22/12461, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/2362) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en rioolheffing van de gemeente Leiden voor het jaar 2020.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

1.2

Belanghebbende heeft op 12 november 2024 een brief gestuurd. Gelet op de fase van de procedure waarin deze brief is verstuurd, slaat de Hoge Raad daarop geen acht.

2 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.