Hoge Raad, 09-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:207, 23/01342
Hoge Raad, 09-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:207, 23/01342
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 februari 2024
- Datum publicatie
- 9 februari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:207
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2023:1286, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 23/01342
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/01342
Datum 9 februari 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 februari 2023, nr. BRE 21/56101, betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2017 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.O. Lubbers, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De waarnemend Advocaat-Generaal R.J. Koopman heeft op 10 november 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.2
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.