Hoge Raad, 16-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:248, 23/03098
Hoge Raad, 16-02-2024, ECLI:NL:HR:2024:248, 23/03098
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 februari 2024
- Datum publicatie
- 16 februari 2024
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2024:248
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2023:1236
- Zaaknummer
- 23/03098
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 23/03098
Datum 16 februari 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 28 juni 2023, nrs. BK-22/00509 tot en met BK-22/005121, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 20/5303 tot en met SGR 20/5305 en SGR 20/5307) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2013 tot en met 2015 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor het jaar 2016 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.